Ik moest deze week naar de tandarts. Er zat een oude vulling los en de tandarts vond het esthetischer om er gelijk maar een witte vulling voor in de plaats te plakken. Zonder verdoving en zonder pijn was het binnen een half uur gepiept.
Omdat je dan een tijdje niet zoveel uit kan brengen, bedacht ik wat overeenkomsten tussen schrijven en de tandarts. Hoewel het minstens zo leerzaam zou zijn om de verschillen te benoemen, bleken er namelijk interessante gelijkenissen te bestaan.
Goed kijken
Om te beginnen, draait het bij allebei om kijken, om waarnemen. Pas als je goed kijkt, kun je (be)schrijven wat je ziet. Als de tandarts niet zo goed gekeken had – met een speciale bril en een soort straallamp op zijn voorhoofd – had hij de wijkende vulling nooit gezien.
Daarnaast zijn schrijven en tandhelen creatieve geduldwerkjes. Eigenlijk nooit over nagedacht, maar zo’n vulling wordt laagje voor laagje opgebouwd. Het lijkt wel een verhaal of een gedicht. Dankzij het woordelijke verslag van de tandarts over wat hij aan het doen was, zag ik de reconstructie van mijn vulling voor mijn geestesoog ontstaan.
Spannend jongensboek
Dat is ook nog een overeenkomst. Communiceren. Tandarts Robbert bracht het verhaal van het vullen van mijn kies bijna als een spannend jongensboek. Hij nam me mee in wat er gebeurde en had aandacht voor mijn emoties en spanningen: “als het niet meer gaat, moet je het zeggen”.
Da’s heel andere koek dan tandarts Van Arkel die je – echt gebeurd – vroeger toesnauwde: “Bek open” en je vervolgens drie kwartier zwijgend ging zitten folteren. De benaming tandenbeul is voor hem verzonnen.
Uiteindelijk kunnen schrijver en tandarts tevreden zijn met het resultaat en de impact die hun werk op het leven van anderen kan hebben.