Leve de Ellende!
Het was een proefles van het centrum voor de kunsten waar ik lesgeef. In het lokaal zaten zeven proefcursisten te proeven van wat mogelijk ‘hun’ komende cursus kort verhaal zou worden.
Altijd lastig wat je ze dan voorzet. Ik koos ervoor om ze eerst een feitelijk verslag te laten maken van hun reis vanaf de voordeur van het pand naar het lokaal. In maximaal 10 regels. Puntjes van de tong en van de stoel. Rode konen. Het leverde inderdaad vrij feitelijke weergaves op van hun intocht in het gebouw. De een was wat uitgebreider, de ander zakelijker. Een derde had er bijna notulen van gemaakt. Heel goed.
Prins en Paard
Nadat ze hun verslagen voorgelezen hadden, kwam de vervolgopdracht: schrijf nu een verhaal van die reis. Ongemakkelijk schuiven. Blazen. Zuchten. Toch, tien minuten later hadden ze zich allemaal naar het lokaal geschreven. Weer voorlezen. Wat valt er op als je jullie verslagen vergelijkt met jullie verhalen? Veel meer sfeer, decor en personages, zagen ze. En als je personages toevoegt, dan komt de dialoog vanzelf op gang. Een enkeling had zichzelf zelfs fictief laten vallen in de hal van het gebouw. De reddende prins op het witte paard was in haar geval een van de conciërges. Mooie constateringen.
Kwartje
Het is dan maar een paar stappen naar de definitie van een verhaal ‘wie wil wat, en waarom lukt dat niet?’. Over die definitie ga ik het ook nog wel eens hebben, maar nu niet. Het gaat me meer over de reactie van een van de proevers. Toen ik zei dat wij schrijvers houden van tegenslag en dat we leven van de ellende, keek ze me teleurgesteld aan: “Maar er zijn toch ook verhalen die goed aflopen. Ze zag haar kans op zoetgevooisde romantische kasteelzwijmelarij al in rook opgaan. Wie ben ik om iemand een happy end te ontzeggen. Ja natuurlijk, dat mag, geen probleem. Maar als die goede afloop zonder slag of stoot bereikt wordt? Wil je dat verhaal dan aan je lezers voorzetten? Ik zag het kwartje vallen. Na de les meldde ze zich aan voor de cursus.